Viñoly toren, Amsterdam
In het nieuwe stadsgebied Mahler 4 aan de Amsterdamse Zuidas volgt de ene hoogbouw de andere hoogbouw in rap tempo op. Maar met de rondom oplopende breukvlakken in de gevels zal de Viñoly toren niet snel uit het beeld verdwijnen. De 95 m hoge kantoortoren bestaat uit een 'laagbouw' en een slankere hoogbouw, beide grotendeels opgetrokken uit staal. De brandveiligheid wordt gegarandeerd door een sprinklerinstallatie, in combinatie met cementspray op de stalen constructiedelen.
brandwerendheid
Voor de hoofddraagconstructie van de toren gold een eis van 120 minuten brandwerendheid. Deze eis is met 30 minuten gereduceerd omdat de permanente vuurbelasting lager is dan 500 MJ/m2. Aan de resterende 90 minuten is voldaan door de staalconstructie te bespuiten met cementspray. Deze spray wordt aan het oog onttrokken door de afbouwconstructie. Voor de vloeren en secundaire gevelkolommen geldt 60 minuten brandwerendheid, omdat ze geen deel uitmaken van de hoofddraagconstructie. De secundaire kolommen fungeren tijdens brand als derde steunpunt voor de uitkragende hoofdliggers. Hierdoor mogen de hoofdliggers als statisch onbepaald worden gezien. De plastische vervorming van de ligger op het overstekssteunpunt leidt - ook na 90 minuten - níet tot instorten. Hierdoor is voor deze liggers een brandwerende bekleding voor 60 minuten voldoende voor 90 minuten brandwerendheid.
projectgegevens
Locatie: Gustav Mahlerlaan, Mahler 4, Zuidas, Amsterdam
Start bouw: 2003
Oplevering: voorjaar 2005
Opdracht: VOF Mahler4 (Fortis Vastgoed, G&S Vastgoed, ING Real Estate)
Architectuur: Rafael Viñoly Architects, Londen i.s.m. Van den Oever, Zaaijer & Partners, Amsterdam
Constructief ontwerp: Van Rossum raadgevende ingenieurs, Amsterdam
Hoofduitvoering: G&S Bouw, Darmstadt
Staalconstructie: Oostingh Staalbouw, Katwijk aan Zee
Foto’s: Herman H. van Doorn
architectuur
Het idee van architect Rafael Viñoly was om de platte daken van de laagbouw en hoogbouw van de toren voor het publiek toegankelijk te laten zijn. Daarom liet hij de buitengevel vanaf de begane grond tot de top insnijden en er enorme trappen in plaatsen. De insnijden zijn niet-symmetrisch en onderbreken zo de streng verticale belijning van de toren. Het gebouw krijgt een sculpturaal voorkomen, alsof een massief blok 'achteraf' met een enorme beitel is bewerkt. De trappen mogen niet worden gebruikt als vluchttrap, zoals de architect aanvankelijk voor ogen had. Ook is de publieke toegankelijkheid beperkt, met het oog op de veiligheid.
constructie
De laagbouw en hoogbouw hebben elk een betonnen kern voor de stabiliteit. Vooral vanwege de hoge bouwsnelheid is rondom de kern een staalskelet toegepast. De hoofdliggers lopen vanuit het midden naar de gevel en worden daar ondersteund door HD-kolommen. Vanwege de trap in de gevel staan deze kolommen 3 tot 4 m binnen de gevellijn. Door deze plaatsing zijn ingewikkelde overdrachtsconstructies bij de insnijdingen voorkomen. Wel zijn de uitkragende stalen liggers in het gevelvlak onderling verbonden met (secundaire) kolommen. Deze kolommen fixeren de afstanden tussen de vloervelden. De verdiepingvloeren zijn staalplaat-betonvloeren, op een raster van primaire en secundaire liggers. De 150 mm dikke vloeren overspannen ruim 4 m. Op de liggers zijn deuvels gelast, die zijn meegestort in het beton (staal-betonliggers). Hierdoor kon een lichter staalprofiel worden gebruikt en zijn de vloeren stijver en minder gevoelig voor trillingen. Bovendien blijft de totale vloerdikte beperkt tot 150 mm.
|